Vijf vragen aan Ilse Janmaat, architect bij JVST

Architect Ilse Janmaat benadert ORION als een verticale stad waar diverse programma’s samenkomen. ‘Als architect is ons doel dat alle gebruikers écht thuis kunnen komen.’

 

ORION is een woonwerkgebouw. Wat versta je daar onder?

“Een gebouw met een gemixt programma van werken, parkeren, verblijven en wonen. Het wonen is onderverdeeld in sociale huur, middenhuur, betaalbare koop en vrije sector koop. Wanneer je deze functies stapelt heb je het in principe over een gestapelde stad. De  vorm van het gebouw is afgestemd op de verschillende functies. Wat mensen op straatniveau ervaren moet passen bij de directe omgeving van de Binckhorst. Daar hebben we op ingespeeld door het gebouw een eigentijdse, industriële uitstraling te geven.

Wat maakte het ontwerp zo uitdagend?

“Alle stromen die samenkomen. En vervolgens iedereen op een natuurlijke manier thuis laten komen in het gebouw. Van bewoner tot bezoeker, van automobilist tot ondernemer. Dat is best een puzzel geweest. Bij de mooie bestaande platanen laten we bewoners thuiskomen in het groen terwijl tegenover de monumentale loodsen de ondernemers hun entree hebben. Fietsers en automobilisten komen juist aan de andere kant van het gebouw binnen. Bij de entree van de bewoners kiezen we voor warme, rode tinten die we doortrekken tot aan de voordeur, terwijl we bij de entree voor de ondernemers kiezen voor een groene, koelere kleur, passend bij de kleurstelling van de gebouwen in de omgeving.

Hoe zou je het ontwerp van de woontoren omschrijven?

“Als een eigentijds industrieel gebouw voor iedereen. Het gevarieerde programma komt gelaagd terug in het ritme van de gevel. In de plint wilden we de menselijke maat terug laten komen, zodat je de ruimte als prettig ervaart als je erlangs loopt. Dat hebben we gedaan door verfijning aan te brengen in het metselwerk. Dat is opgebouwd in drie lagen met uitstekend metselwerk, tegelverband en Braziliaans metselwerk met openingen. Op de onderste lagen van de woontoren hebben we verticale accenten aangebracht in de gevel, gevolgd door een aantal woonlagen met horizontale accenten. Daarbovenop is een grid met balkons te zien, gevolgd door een rijzende kroon met loggia’s. Zo ontstaat een vanzelfsprekende gelaagdheid.”

Verschillende woningtypes in één toren, is dat niet complex?

“Zie het als een spelletje Tetris. We willen voor verschillende doelgroepen woningen maken, met verschillende behoeften. Dat is een mooi uitgangspunt, waar we vervolgens als architect mee aan de slag gaan, zodat verticaal alles logisch op elkaar aansluit. Je wilt dat het gebouw gaat werken als een geoliede machine, waarbij woonplezier en techniek hand in hand gaan.”

 

Waar ben je trots op?

“Dat die puzzel gelegd is. De plint is verfijnd geworden, ondanks de verraderlijke schaal ervan. Fijn thuiskomen, dat hebben we bij iedere beslissing in ons achterhoofd gehouden. De diversiteit aan functies hebben we nooit als lastig beschouwd, maar echt geïntegreerd in het ontwerp. De daktuin is een groene collectieve buitenruimte, waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. En waar kom je nu midden in de maakindustrie van de Binckhorst binnen via grote platanen, rijke plantvakken en een warme vriendelijke entree? Dat noem ik nog ’ns thuiskomen!”